In de ondersteuningstuin krijgt de leerling wat hij nodig heeft
De praktijk van: Valuascollege in Venlo
vo
interview
Leestijd: 3 minuten
Het Valuascollege in Venlo opende vorig schooljaar de ondersteuningstuin. Leerlingen vinden hier de rust en begeleiding die ze nodig hebben. De HGPD-cyclus is leidend. Ondersteuningscoördinator Wendie Lenssen legt aan de hand van een fictief voorbeeld uit hoe het werkt.
Een leerlinge zit in twee vwo. We noemen haar Sanne. In de brugklas valt ze niet op. Ze is stil, teruggetrokken en presteert redelijk. In de tweede klas is ze vaker ziek en ook haar cijfers zijn minder. Voor de mentor het signaal om het gesprek aan te gaan. Sanne vertelt dat ze niet lekker in haar vel zit. Ze heeft psychische klachten, kan zich moeilijk concentreren en heeft moeite met plannen en organiseren.
‘Samen met de leerling, ouders en begeleiders spreken we doelen en interventies af.'
Wendie Lenssen, ondersteuningscoördinator Valuascollege in Venlo
In alle rust aan doelen werken
In overleg met Sanne en haar ouders wordt besloten een psycholoog in te schakelen. Op school gaat ze naar de ondersteuningstuin. In deze ruimte krijgen leerlingen die het nodig hebben extra begeleiding van een leerlingcoach. Denk aan kwetsbare leerlingen met psychische problemen, gedragsproblemen, leerachterstanden en/of problemen thuis. De kinderen worden gevolgd door een ondersteuningsteam met onder andere een BCO-adviseur. Wendie: ‘In de ondersteuningstuin is HGPD de werkwijze. Samen met de leerling, ouders en begeleiders spreken we doelen en interventies af. Ook stemmen we af met externe hulpverleners. In de ondersteuningstuin werken de leerlingen een aantal uur per week aan hun doelen. Daarnaast volgen ze de reguliere lessen. Na ongeveer zes weken evalueren we.’
Achterhalen van passies
Sanne maakt met haar leerlingcoach afspraken over de doelen waaraan ze gaat werken: een duidelijk dagritme, het volgen van een planning en het achterhalen van haar passies. In de ondersteuningstuin, maar ook thuis, samen met haar ouders. Langzaam maakt ze stapjes vooruit, toont ze meer eigenaarschap. Tegen het einde van het leerjaar wordt besproken of Sanne over kan gaan naar het derde jaar. Met de docenten, met de ouders, met Sanne zelf. Zij wil graag in haar klas blijven, dus overgaan. Ondanks het feit dat haar resultaten nog tegenvallen. School en ouders gaan daarin mee, vanwege haar sociale welbevinden.
Veel overleg met ouders
Na de zomer wordt steeds duidelijker dat het vwo te moeilijk is voor Sanne. Wendie: ‘Soms hebben ook ouders te hoge verwachtingen van hun kinderen. Tijdens het hele proces praten we veel met ouders. Samen leren we steeds beter wat voor het kind het beste werkt.’ De ouders van Sanne zien langzaam maar zeker in dat hun dochter beter een stapje terug kan doen. Samen nemen school en ouders het besluit: Sanne gaat naar de havo. Wendie: ‘We vertellen zo’n boodschap altijd samen met de ouders aan het kind. Het is belangrijk voor het kind dat ouders achter een besluit staan.’ Sanne reageert enorm opgelucht, er valt een last van haar schouders.
Logboek afgeleid van HGPD-formulier
Afgesproken wordt dat Sanne het schooljaar afmaakt op het vwo. Vakken waar ze sterk in is, volgt ze niet meer. De uren die daarmee vrijkomen, werkt ze in de ondersteuningstuin aan de achterstand bij andere vakken en haar ontwikkeling. Zodat ze goed voorbereid aan drie havo kan beginnen. ‘We proberen signalen zo vroeg mogelijk op te pikken’, zegt Wendie. ‘Daarom houden mentoren per leerling een logboek bij: wat gaat goed, wat valt op? Qua leren, resultaten, gedrag. Het logboek is gebaseerd op het HGPD-formulier. Een paar keer per jaar bespreken we alle leerlingen aan de hand van de logboeken.’
Eigenaar van het probleem
Ook op andere manieren zorgt Valuascollege dat problemen vroegtijdig gesignaleerd én aangepakt worden. Liefst in de klas zelf. Wendie: ‘Als een docent of mentor bij ons voor hulp komt, vragen we altijd wat hijzelf al gedaan heeft. Wij kunnen hem vanuit de ondersteuningstuin begeleiden. Bijvoorbeeld door in de klas te observeren, kennis over te dragen, handvatten aan te reiken. Tegelijkertijd verwachten we ook inzet van de ouders thuis. Als alleen de school hulp biedt, worden leerling en ouders onvoldoende eigenaar. De ondersteuningstuin is nog in ontwikkeling. Maar in relatief korte tijd heeft de tuin zijn nut al bewezen.’